1. Het Oranjetipje: De Koning

Uiterlijk: Het mannetje oranjetipje is makkelijk te herkennen aan de grote felle oranje vlek op de vleugelpunt. Maar bij het vrouwtje ontbreekt deze vlek. De onderkant van de achtervleugel is bij zowel mannetje als vrouwtje geel-groen gevlekt.

Omschrijving: Het oranjetipje is een zogenaamde dagvlinder en dus ‘s nacht niet actief. Deze vlinder heeft iets adelijks en is vast familie van onze koning Willem Alexander. Want naast zijn oranje kleur, is hij vooral waarneembaar rond de tijd van Koningsdag. Hollandser kan het bijna niet.

Voedsel: Als mannetjes verliefd zijn achtervolgen ze echt álles dat wit is, zelfs een dwarrelende papiersnipper doet hun hartje sneller kloppen. Maar als het echt een vrouwtje blijkt te zijn, versiert hij haar door wild om haar heen te fladderen.

Grappig: De jongen poepen en plassen in een wit zakje (foto 3), dat lijkt nét op een luier. Superhandig, zo kunnen de ouders het nest schoon houden.

Leefgebied: Overal in Nederland, maar vooral in het oosten van het land zie je ze veel.

Ruby spotte ze: In het voorjaar. Het oranjetipje leeft vooral in april en mei, dus je moet wel een beetje je best doen om er een te zien.

Tip: Zoek uit waar hun favoriete planten groeien of kijk op een site als waarneming.nl waar bij jou in de buurt oranjetipjes voor het laatst zijn gezien.

BIJVANGST

Op zoek naar het oranjetipje heb je grote kans dat je één van deze vlinders tegenkomt:

Van oranje naar blauw. Het icarus blauwtje is een dagvlinder die veel langer te bewonderen is dan het oranjetipje: van begin mei tot begin oktober. Het mannetje is het kleurrijkst. De bovenkant van zijn vleugels zijn blauw, maar bij het vrouwtje bruin. Op De onderkant van de vleugels zitten vlekken. Ruby zag ze meerdere keren. Waaronder één op een stukje grasland ‘s ochtends tussen de dauwdruppels, in de zon met tegenlicht lijken de druppels net parels! ‘s Ochtends vroeg is trouwens een goed moment om vlinders en libellen te spotten als ze onder de dauwdruppels opwarmen in de zon. Een magisch gezicht.

  • Het boomblauwtje is een dagvlinder die minstens zo mooi is als zijn andere blauwe neef. Hij is nog langer te zien, van begin maart to eind oktober. De bovenkant van de vleugels zijn prachtig blauw, met zwarte randen. De onderkant ziet er weer heel anders uit, maar is minstens zo mooi. Een zilvergrijze kleur met kleine zwarte stippen, net een dalmatiër. Boomblauwtjes voeden zich met honingdauw, dat is een heldere zoetige vloeistof die wordt afgegeven door bijvoorbeeld bladluizen. De bladluis zuigt plantensappen op, maar verbruikt niet alle suikers, waarna deze in vloeibare vorm worden afgegeven als honingdauw. Bijen maken er bijvoorbeeld honing van. Verder voeden ze zich met nectar van bloemen, maar ook met sappen van bomen. Vandaar die naam.

  • Bij het bruin zandoogje zie je van begin juni tot eind augustus. Bij deze vlinder zijn de rollen omgekeerd. Vaak zien de mennetjes er het mooist uit in het dierenrijk. Hier geldt dat niet. Het mannetje van deze dagvlinder heeft het ‘saaiste’ uiterlijk, met bruine vleugels en een zwarte ‘oogvlek’ met een wit puntje erin. Vrouwtjes zijn daarentegen een stuk ‘knapper’ en hebben naast het bruin een prachtige oranje vlek op de vleugels. Ook al moeten mannetjes het niet van hun uiterlijk hebben, ze doen wel hun best om goed voor de dag te komen als verliefd zijn. Ze laten namelijk een ‘lekker’ geurtje los om vrouwtjes te versieren. Of misschien kan je beter zeggen bedwelmen, want de geur die ze afstoten wordt ook wel beschreven als die van vieze sokken! Een beetje vies vindt Ruby. Vrouwtjes vallen er overigens als een blok voor. Ook deze zag Ruby ‘s ochtends vroeg in de dauw op een grasspriet. Met dat vleugje oranje en omringd met dauwparels’ heeft ook deze vlinder iets adellijks net als het oranjetipje.

  • De gehakkelde aurelia is naast een dagvlinder ook een zogenaamde standvlinder, hij trekt er dus niet op uit in het najaar, maar blijft in Nederland. Heel vroeger, toen Ruby’s oma nog een kind was, was de gehakkelde aurelia een zeldzaamheid. Maar sinds 1960 maakt deze prachtige oranje vlinder een opmars. Zijn naam dankt hij deels aan zijn grof ‘gehakkelde’, of beter gezegd ‘gekartelde’ vleugels. Alsof hij uit een stuk papier is geknipt. ‘Aurelia’ betekent goudkleurig. Deze vlinderskomen overal voor, maar houden vooral van open plekken, zoals een bosrand. Voor hun voortplanting zijn ze dol op brandnetels. Daar leggen ze hun eitjes op af. Je ziet ze van maart tot oktober. In de winter slapen ze graag in boomholtes.

2. De Snor: De Na-Aper

Uiterlijk: Hij dankt zijn naam aan de snorvormige streepjes op zijn lijf. Het is dan ook net een zwevende Zorro. Alleen kan hij niet steken met een zwaard of angel en is deze insect totaal ongevaarlijk.

Omschrijving: ij lijkt net als veel andere zweefvliegen sterk op een ‘gevaarlijke’ soortgenoot zoals een bij of wesp, die wel kunnen steken. Dat na-apen of nabootsen van soortgenoten heet met een heel moeilijk woord mimicry. Dat doen ze om hun vijanden voor de gek te houden en af te schrikken, die eten liever geen (giftige) insecten die kunnen steken of bijten.

Voedsel: De larven (jongen) van deze zweefvlieg eten bladluizen, daarom heb deze heb je dus graag in je tuin. De volwassen snor eet graag stuifmeel en nectar.

Grappig: A Sommige mensen vinden het streepjespatroon meer op een soort pyjama lijken, die noemen hem pyjamazweefvlieg.

Leefgebied: tuinen en parken

Ruby spotte ze: in een prachtige bloementuin die The Miracle Garden heet, daar vallen heel veel soorten insecten te bewonderen. Elke stad heeft trouwens wel zo’n tuin, waar je bijna elke seizoen wel wat moois tegenkomt.

Tip: Wil je zelf zweefvliegen in de tuin? Zorg voor veel bloemen. Zweefvliegen houden vooral van zogenaamde schermbloemen, zoals fluitenkruid. Maar ze houden ook van bijvoorbeeld boterbloemen en rozen- en vlinderstruiken. In veel tuinen komen dan ook wel 15 verschillende soorten zweefvliegen voor. In heel Nederland heb je wel 400 verschillende soorten van deze superzwevers.



BIJVANGST

Op zoek naar de snor heb je grote kans dat je één van de deze insecten tegenkomt:

• De bosbandzweefvlieg doet alsof hij een gevaarlijke kleine wesp is, maar daar trapt Ruby niet in. Deze zweefvlieg komt veel voor bij bosranden, maar ook in tuinen. Net als veel andere zweefvliegen houden ze van stuifmeelrijke bloemen. Ook al hebben bijen de naam superbestuiver, zweefvliegen zijn de ware helden bij de bestuiving. Ze zijn namelijk verantwoordelijk voor meer dan 70% van alle bestuivingen op aarde. Niet omdat ze zo effectief zijn, maar wel omdat ze bijvoorbeeld vaak een kortere tong hebben dan bijen. Daardoor bezoeken ze andere bloemen met minder diep liggende nectar dan bijen. En bestuiven ze ook andere plantensoorten. Ook trekken zweefvliegen er elke herfst op uit. Ze migreren ‘s winters graag naar warmere oorden. Soms wel honderden tot duizenden kilometers weg! Tijdens die reis verspreiden ze ook stuifmeel.

• De puntbijvlieg is een zweefvlieg die bijen imiteert. En dat doen ze verdomd goed! Want Ruby was overtuigd dat ze een een bij voorbij zag zweven. Maar toen ze er een foto van nam en in de identificatie-app uploadde, bleek anders. Het was geen bij. Want er waren kleine verschillen te zien met de honingbij. Zoals de zogenaamde ‘antennen’ op hun kop. Die zijn korter dan bij bijen. Verder hebben ze een zwarte kale middenstreep over gezicht lopen, die hebben bijen niet. Op de foto die Ruby nam zie overigens je twee verliefde puntbijvliegen. Hun jongen, larven geheten, leven onder water. Daar voeden ze zich met bacteriën. Met een lange adembuis kunnen ze boven water lucht happen. Deze adembuis is uitschuifbaar als een soort antenne. Dit heeft ze twee bijnamen opgeleverd: ‘rattenstaartje’ en ‘rotje’, naar het vuurwerk met het lange lontje.

• Hoewel de gewone wolzwever supergoed kan zweven, is het geen zweefvlieg. Als Ruby zegt supergoed, dan bedoelt ze dat ook. Met 300 vleugelslagen per seconde is hij namelijk een van de zweverigste insecten die ze kent. Daardoor kan hij zelfs bijna stil hangen net als een kolibrie of drone dat kan, terwijl hij nectar uit bloemen zuigt. Bijen en hommels kunnen dat niet. Hij gebuikt dezelfde tactiek als veel zweefvliegen (mimicry) en doet zich gevaarlijker voor dan hij is. Met zijn ‘vachtje’ lijkt het op een soort hommel.

• De roofvlieg is een vliegensoort die een gevaar is in insectenland. Hij gebruikt griezelige jaagtechnieken. Met hun korte sterke zuigsnuit steken zij hun prooi en spuiten een giftige vloeistof in hun lijf. De prooi raakt zo verlamt en hun ingewanden lossen op! Dat kunnen ze zelfs al vliegend, in de lucht. De roofvlieg zuigt vervolgens de vloeibaar geworden inhoud van zijn slachtoffer op en zo komen ze aan hun einde. Wat een verhaal! En wat een engerd. Maar goed dat hoort er bij in de natuur. Toch vindt Ruby hem best mooi om te zien, net een libelle.

3. De Kleine Rode Weekschildkever:

Het Soldaatje

Uiterlijk: e zijn ongeveer zo groot als een nietje en hebben een fel oranjerood lijf met twee vleugels en op hun kop twee antennes.

Omschrijving: Deze kleine rode kever komt uit de familie van de zogenaamde ‘soldaatjes’ en is een van de meest voorkomende van deze familie. De naam soldaatje heeft hij te danken aan zijn langwerpige lichaamsvorm, dat lijkt op een soort heel ouderwets soldatenuniform. Toen ze nog van die lange jassen droegen. Wist je trouwens dat kevers een kwart van alle beesten op aarde uit maken? Een op de vier dieren is dus een kever. Er bestaan wel 350 duizend soorten en ‘het soldaatje’ is er één van.

Voedsel: De rode weekschildkever is een alleseter en eet nectar, pollen, honingdauw, maar ook andere insecten. Hij eet bijvoorbeeld bladluizen, net als lieveheersbeestjes. Dat maakt hem zeer populair als tuingast, de kevers kunnen als alternatief worden gebruikt voor bestrijdingsmiddelen.

Grappig: Ze bedrijven graag openlijk de liefde met elkaar op een bedje van bloemen. Super romantisch! Dan zitten ze bijna letterlijk aan elkaar vast, net als de soldaatjes. Ze paren vaak vaak uren lang achterelkaar. Dat doen ze zo lang zo dat mannetjes er waarschijnlijk zeker van zijn, dat vrouwtjes het niet met een ander doen.

Leefgebied: Overal. Ze zijn dan ook algemeen en wijdverspreid en komen veel voor. Dat maakt ze zeker niet gewoontjes, oogverblindende mooi. Letterlijk, je moet je zonnebril bijna opzetten om ze van dichtbij te bekijken.

Ruby spotte ze: In het park om de hoek en in de berm langs de weg.

Tip: Kijk op de bloemen van distels, fluitenkruid en berenklauw. Daar zitten ze vaak op. Bij berenklauw moet je trouwens heel goed opletten dat je de steel niet aanraakt. Dat kan een soort pijnlijke brandblaar opleveren!

BIJVANGST

Op zoek naar de soldaatjes heb je grote kans dat je één van de deze insecten tegenkomt:

Glidkruidhaantjes lijken best veel op soldaatjes, alleen hebben ze gevlekte schilden. Het zijn zogenaamde bladkevers die leven van plantensappen en bladeren opeten. De ‘haantjes’ kunnen goed vliegen en zijn bij warm weer vanaf juni veelal te zien op hun favoriete plant glidkruid, waaraan onbewezen helende krachten worden toegeschreven. Ze houden verder van vochtige plekken.

• Het veelstippig Aziatsich lieveheerstbeestje lijkt op onze lieveheersbeestjes. Het heeft alleen iets meer stippen. Trouwens ondanks zijn naam, heeft hij soms juist bijna helemaal geen stippen, afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid. Er zijn exemplaren gevonden die bijna geheel oranje waren, buiten was het toen heet en droog. Maar er zijn ook exemplaren gevonden die bijna helemaal zwarte schilden hadden, buiten was het toen koud en nat. Deze van oorsprong Aziatische soort is in Europa uitgezet als bestrijder van plaagdieren zoals luizen. Sinds hij begin 2000 voor het eerst werd gezien, is de keversoort een veel voorkomende algemene soort geworden. Je kan hem dan ook overal tegenkomen.

• Het schaakbord lieveheersbeestje heeft een logische naam met zijn haast zwart-witte blokjes patroon op zijn schilden. Soms zijn hun schilden trouwens meer gelige van kleur. Deze keversoort is populair, niet alleen om zijn uiterlijk. Maar ook om het feit dat hij dól is op bladluizen. Het is een echte luizen-killer. Hij eet er wel 80 per dag, als larve zelfs wel 120. Lieveheersbeestjes bedrijven trouwens graag de liefde, net als soldaatjes. Als ze verliefd zijn doen ze het echt met ie-de-reen. Dat kan nog wel eens voor wat overdraagbare ziektes zorgen overigens, maar daar schamen zich niet voor.

• De grasbloemwants voelt zich overal thuis. In de berm langs de weg, een hooiland of langs een bospad. Als er maar grassen zijn waar ze de sappen van kunnen eten. De wants is trouwens geen kever, maar een insectensoort die er sterk op lijkt. Wantsen zijn vaak platter dan kevers. Bovendien hebben kevers vaak een mond waarmee ze kunnen bijten. Wantsen hebben dat niet en gebruiken een zuigsnuit, waarmee ze bijvoorbeeld plantensappen bij kunnen opzuigen.

• De vuurwants doet zijn naam eer aan met zijn vuurrode lichaam. De wants is voornamelijk een planteneter, die soms ook dode of levende insecten eet. Ondanks dat hij wel vleugels heeft, kan hij niet vliegen. Je ziet ze vaak in groepen en kan ze na een zachte winter massaal aantreffen aan de voet van een boom of op de stam. Dan lijkt het alsof de boom ‘in brand staat’. Ondanks hun rode kleur, blozen ze niet als ze verliefd zijn. Dan bedrijven ze schaamteloos openlijk de liefde. Dat duurt vaak uren, soms dagen tot wel een week. Dat is een strategie van mannetjes om er zeker van te zijn dat vrouwtjes het niet met een ander kunnen doen.

4. De Aardhommel:

De Schuddekbuik

Uiterlijk: Hij heeft een zwart-geel gestreepte ‘pyjama’ aan met een witte kont. Maar heel verwarrend: er zijn nog drie hommels die dat hebben. Broeders van andere moeders. Of beter gezegd andere ‘koninginnen’. De aardhommel wordt dan ook wel aangeduid als de aardhommelgroep. In deze groep komen drie hommels voor die wel heel erg sterk op elkaar lijken: de veldhommel, de grote veldhommel en de wilgenhommel. De grote veldhommel en wilgenhommel zijn alleen zeldzaam, die zie je minder vaak in de stad. Die kan je vast afstrepen. De veldhommel is wat kleiner dan de aardhommel en zijn strepen zijn meer citroenkleurig. Zie je een van deze drie in februari al? Dan moet het haast wel een aardhommel zijn. De andere worden wat later in het jaar wakker.

Omschrijving: Aardhommels bouwen hun nest vaak onder de grond. Daar sticht de koningin een nest. Tot op wel anderhalve meter diepte. Soms gebruiken ze een oud muizenhol. Hommels zijn verder ware specialisten op het gebied van bestuiving. Door hun omvang en behaarde lijf verspreiden ze stuifmeel met groot gemak door het planten- en bloemenrijk. Bovendien bezoeken hommels bloemen héél vaak op een dag. Het zijn harde werkers, een beetje workaholics. Bij de bestuiving brengen hommels net als veel insecten de stuifmeelkorrels (pollen), naar de ‘stempel’ van de stamper van de bloem. Daar zitten zaadknoppen met eicellen en die worden zo bevrucht. Stuifmeel kan je zien als het mannetje en de stamper als het vrouwtje. Samen zorgen ze voor de voortplanting van bloemen en planten. Hommels zijn in dit bestuivingsproces super belangrijk.

Voedsel: Pollen, pollen en en nog eens pollen! En nectar natuurlijk.

Grappig: Als planten hun stuifmeel niet zo makkelijk afgeven, hebben hommels daar een hele slimme oplossing voor. Door met hun lijf hard te schudden en trillen komt het stuifmeel er toch uit. En dat kan je, als je heel goed luistert, zelfs horen! Een soort brommend geluid: BRRR BRRR BRRRRR (Qr-code)

Leefgebied: Tuinen, parken, bossen. Als er maar bloemen zijn.

Ruby spotte ze: Overal. Maar vooral in haar achtertuin.

Tip: Wil je deze trilkoning in de tuin of op balkon? Zorg dan voor de juiste planten en bloemen. Ruby heeft een jasmijnstruik in de tuin. De prachtige witte bloemen zijn een ware magneet voor vele soorten hommels.

BIJ-VANGST

Dit is bijna letterlijke BIJvangst! Op zoek naar de aardhommel heb je grote kans dat je één van deze bijsoorten tegenkomt:

• De weide hommel, is een wat kleinere soort hommel, die veel voorkomt. Zijn leefgebied is hetzelfde als zijn grote broer de aardhommel. En net als de aardhommel hebben ze twee gele strepen over hun lichaam, alleen hun ‘kont’ is roodoranje. Ze bouwen hun nest vaak boven de grond zoals een oud vogelnestjes of een composthoop. Ze houden van wilgen, bessen en bramenstruiken, maar ook van bloemen. Zoals je hier kan zien.

• De boomhommel was oorspronkelijk een bosbewoner. Maar deze grote superbestuiver is nu ook gewoon in het park om de hoek en zelfs Ruby’s achtertuin te vinden. Daar bestormen ze met velen dagelijks de witte bloemen van de jasmijn. Net als de aardhommel hebben ze witte kontjes, maar in combinatie met zijn oranjebruine borststuk is de boomhommel uniek: geen andere hommelsoort heeft dat. Zo kan je hem altijd herkennen. Zoals hun naam al doet vermoeden maken ze maken hun nesten inderdaad graag in boomholtes, maar ook onder daken, in een oud vogelnest, een schuur of stal.

• De honingbij is waarschijnlijk de beroemdste insect ter wereld. Hij is de ster in documentaires en populaire animatiefilms. Een hollywoodster die wordt geroemd om zijn bestuifkunsten. Maar ook als producent van populaire producten als bijenwas en natuurlijk honing. Ruby is dol op een lepel honing. Het is naast lekker, ook nog eens supergezond. Er worden zelfs magische en helende krachten aan toe geschreven. Bijen gebruiken de nectar en honing als energie om te vliegen, brandstof dus. Wilde bijen maken hun nest in de vrije natuur vaak op beschutte plekken zoals in een boomholte en soms maken ze een nest onder de grond net als hommels. Ondanks zijn populariteit blijft het aantal wilde bijen jaarlijks nog steeds afnemen. De belangrijkste oorzaken zijn waarschijnlijk het gebruik van bestrijdingsmiddelen en plaagdieren als parasieten die hun kinderen, de larven, op eten.

• De blinde bij hoort er eigenlijk helemaal niet bij. Het is geen bij en hij is al helemaal niet blind! Je zult hem wel vaak in de buurt van honingbijen aantreffen en hij lijkt er toch wel heel sterk. Daarom zetten we deze ‘oplichter’ er toch bij. Zodat je voortaan het verschil kan zien. De overeenkomsten: blinde bijen hebben dezelfde kleur en vorm. En bovendien klinkt hun zoemgeluid zelfs bijna hetzelfde. De verschillen: Hij kan niet steken. Verder hebben ze heel veel kleine haartjes op hun ogen, die lijken op een soort tastzintuigen. Daardoor dachten mensen waarschijnlijk dat hij blind was. Daarnaast hebben blinde bijen één paar vleugels en de honingbij er twee.

5. De Grote Keizer Libelle: De Draak

Uiterlijk: Een vrij grote zogenaamde ‘echte libelle’. Mannetjes hebben een helder blauwe kleur achterlijf, zoals de zee op Bali. Verder hebben ze een felgroene borst. Hun ogen zijn blauwgroen. Vrouwtjes hebben juist een meer groen achterlijf, zoals zeewier. Soms met een beetje blauw er doorheen. Hun borst is ook felgroen. Hun ogen zijn juist meer groenbruin. Beiden hebben een lengtestreep lopen over hun lichaam. Bij mannetjes is die zwart, bij vrouwtjes meer bruin.

Omschrijving: Libellen behoren tot de grootste insecten van Europa. Ze zijn onderverdeeld in ‘echte libellen’ en ‘juffers’. De echte libellen zijn vaak veel groter dan juffers en hebben grotere bolle ogen die elkaar bijna raken. Ze zitten in rust met hun vleugels gespreid. Juffers zijn veel kleiner en houden hun vleugels opgeklapt als ze stilzitten. Hun ogen zitten aan de zijkant van hun kop en zijn kleine halve bolletjes, die elkaar niet raken. Libellen zijn supersnel en wendbaar als een drone, doordat ze vier vleugels hebben, kunnen ze vliegen als de beste stuntvliegers op aarde. Door hun felle kleuren zijn ze draakachtig mooi.

Voedsel: Andere insecten zoals vliegen, bijen en wespen. Zo helpen ze ook bij bestrijding van grote aantallen plaagdieren als muggen en steekvliegen.

Grappig: In het Engels noemen ze het ‘dragon flies’, draak vliegen. En geef toe, als je goed naar hun kop kijk klopt die naam ook wel. Ze zien ze er ook draakachtig uit met hun enorme kaken en tanden, waarmee ze insecten verslinden.

Leefgebied: Parken, vijvers, bosranden. De grote keizer libelle houdt van beschutte plekken en waterrijke gebieden.

Ruby spotte ze: In het park om de hoek bij een vijver, waar ze ook vaak de schildpadden ziet. Ze vliegen rond van half mei tot wel eind oktober en zijn dus lang te bewonderen.

Tip: Kijk een ‘s eind van de middag in de zomer langs de oevers van een vijver. Vrouwtjes vliegen dan laag langs oevers en leggen rond die tijd eitjes af.

BIJVANGST

Op zoek naar de grote keizers libelle heb je grote kans dat je één van deze dieren tegenkomt:

• De bloedrode heide libelle is bloedmooi, maar niet altijd bloedrood. Hoe zit dat? Dat hangt af van zijn leeftijd en of het een mannetje of vrouwtje is. Vooral de mannetjes zijn namelijk echt rood, vooral als ze verliefd zijn en klaar zijn om te paren. Héél toepasselijk. De jonge libellen zijn meer bruingeel. En als ze ouder worden worden ze wat donkerder van kleur. Vrouwtjes zin bruinachtig en wat later in het jaar zelfs een beetje roodbruin. Ze hebben beide wel altijd geheel zwarte poten, waaraan je ze altijd kan herkennen. Hebben ze dat niet en bijvoorbeeld gele of bruine strepen langs de poten? Dan heb je waarschijnlijk te maken met de twee andere rode libellen: de steenrode en bruinrode heide libel. Die trouwens ook niet altijd rood zijn.

• De vroege glazenmaker doet zijn naam eer aan. Als een van de eerste van de familie ‘glazenmakers’ is hij heel vroeg in het jaar al te zien: eind april. Bij deze libellesoort is er voor de verandering vrij weinig verschil tussen mannetjes en vrouwtjes, allebei hebben een oranjebruin lijf. Alleen de oranje vlek op de achtervleugel is bij mannetjes wat duidelijker te zien. Ruby legde deze libelle twee keer vast. Eén keer al vliegend omringd door stofdeeltjes die oplichten in het zonlicht, als een soort buitenaards ‘sterrenstof’. Wat een betoverende insecten zijn het toch die libellen.

Die andere keer dat Ruby deze libelle zag, was minstens zo betoverend. Twee verliefde vroege glazenmakers trof ze in een innige houding. Het ging er vreemd en een beetje ruw aan toe. Ruby heeft opgezocht wat ze nou precies zag. Als libellen gaan paren, gaat dat als volgt. Als mannetjes verliefd zijn, laten ze dat duidelijk merken. Zodra er een geschikt vrouwtje in de buurt van het water vliegt, slaan ze toe. Ze grijpen het vrouwtje en nemen haar in een een soort houdgreep, of staartgreep beter gezegd. Ze klemmen hun staart achter de kop van de vrouwelijke libelle. Als het vrouwtjes bereid is om te paren, beweegt ze haar staart naar de borst van het mannetje. En zo vormen ze heel romantisch, een soort een hartje. Ruby moet haar hoofd een beetje scheef houden om het hartje er in te zien, maar dan ziet ze het inderdaad. Je kan het er zo in tekenen. Als de paring voltooid is, zet het vrouwtje de eitjes af in, of vlakbij het water.

• De gewone oever libelle is niet zo gewoontjes. Deze libelle is geel of blauw. Het volwassen vrouwtje is knalgeel als de zon, met zwarte strepen op haar achterlijf. Jonge mannetjes zijn trouwens ook geel van kleur. Volwassen mannetjes daarentegen zijn grijsblauw. Zowel mannetje als vrouwtje hebben een breed, stevig en pijlvormig achterlijf. Als een soort schild. Hele indrukwekkende libellen vindt Ruby. Zo als veel libellesoorten eten ze andere insecten, zoals bijen en wespen en zelfs hele vlinders.

• De paardenbijter heeft een schrikbarende naam. Maar geen paard of paardenliefhebber hoeft hem te vrezen. Het is juist een grote paardenvriend en graag geziene gast in de wei. Hij eet onder ander namelijk van die vervelende steekvliegen. Dan vliegt hij vlak langs zijn lijf en slaat toe met zijn grote kaken, zo lijkt het alsof hij het paard zelf bijt. Vandaar die naam. Zijn blauw met geel gevlekte lijf vindt Ruby supercool. Het lijkt wel een lolly, om op te eten zo mooi.

• De gewone pantserjuffer is een buitenaards mooie juffer met zijn metalen glans. Wie graag op zoek wil naar aliens en marsmannetjes, zou eens gewoon langs een Hollandse sloot moeten gaan zitten met een verrekijker of het blote oog speurend naar juffers. Deze kleine zwevers hebben twee ogen aan de zijkant van de kop, die er net uit zien als een periscoop van een onderzeeboot.